Geschiedenis van DAF
Op 1 april 1928 startte de oprichter van DAF, Hub van Doorne, zijn ‘Hub van Doorne, Machinefabriek en Reparatie-inrichting’. Samen met zijn broer Wim legde hij de basis voor DAF als toonaangevende truckproducent. De op 1 januari 1900 in America (Limburg) geboren Hub van Doorne was de oudste zoon van een dorpssmid. Midden in de jaren twintig was Hub van Doorne werkmeester op de machinefabriek van Sjef Mandigers in Eindhoven, waar hij in contact kwam met de heer Huenges, directeur-eigenaar van de Brouwerij en IJsfabriek Coolen. Deze was in het bezit van een Stearns-Knight automobiel, waarvan de bijzondere schuivenmotor bij panne alleen door Hub van Doorne aan de praat te krijgen bleek. Huenges was zo onder de indruk van de technische capaciteiten van Hub van Doorne, dat hij hulp aanbod bij het opzetten van een zaak voor Hub. Op 1 april 1928 stelde Huenges daarvoor NLG 10.000,- ter beschikking, het begin van DAF.
Nieuwe activiteiten
Gestart werd het constructiebedrijf met vier medewerkers in een klein hoekje van de brouwerij. De activiteiten richtten zich op las-, constructie- en smeedwerk, met name voor de binnenscheepvaart die Eindhoven aandeed en voor Philips, waarvoor onder andere balustrades en fietsenrekken gemaakt werden. Binnen een jaar was de eerste uitbreiding al een feit en stonden er 32 personen op de loonlijst. De grote Economische Crisis van de jaren dertig, dwong het jonge bedrijf, dat inmiddels mede geleid werd door Hub’s jongere broer Wim, naar nieuwe activiteiten om te zien. Er werd besloten aanhangwagens en opleggers te gaan maken. In 1933, toen het elektrisch lassen van dragende en zwaarder belaste constructies nog geheel in de kinderschoenen stond, durfden Hub van Doorne en diens technicus Baghuis het aan om vrijwel geheel over te gaan op het compleet lassen van de chassis. Het resultaat was een vedergewicht oplegger, die de aandacht van de gehele vakwereld trok.
DAF-losser
1936. De bedrijfsnaam was inmiddels veranderd in Van Doorne’s AanhangwagenFabriek. Een bijzondere vinding was klaar voor productie: de DAF-Losser. Deze was speciaal ontwikkeld voor het laden en lossen van spoorwegcontainers, voor het intermodaal rail-/wegvervoer. Deze laadkisten wogen beladen zo’n 3,5 ton en waren circa 3 meter lang. Met de Losser konden die kisten snel en goed van en op een spoorwagon gezet worden en ook bij de klant opgehaald en afgeleverd worden. Waarmee DAF feitelijk één van de allereerste container-wagens ter wereld had. Overigens had het bedrijf in 1935 al ongeveer honderd medewerkers in dienst, een aantal dat vijf jaar later verdrievoudigd zou zijn.
Start serieproductie
In de oorlogsjaren zag DAF kans zich voor te bereiden op de periode erna. De constructie en productie-voorbereiding van een nieuwe aanhanger kwam tot stand en belangrijker, drie prototypes van een heuse truck werden gerealiseerd. In de tijd van de wederopbouw van Nederland, was er een grote behoefte aan transportmaterieel. Er werd overgegaan op de serieproductie van aanhangwagens en opleggers, de Technische afdeling werkte aan de eerste autobussen en de voorbereidingen voor de automobielfabriek begonnen serieuze vormen aan te nemen. Voor de productie van de truckchassis werd het eerste deel van de nieuwe fabriek gebouwd aan de Geldropseweg, waar de DAF-fabrieken nog altijd gevestigd zijn.
De eerste bedrijfswagen
In september 1949 werd begonnen met de productie van bedrijfswagens; iets meer dan een half jaar later werd de nieuwe fabriek met een oppervlakte van 9.000 m2 in gebruik genomen. Het programma bestond uit drie modellen: de A30, A50 en A60, respectievelijk een drie-, vijf- en zestonner. Voor de aandrijving zorgden Hercules benzine- en Perkins dieselmotoren. Chassis, remdelen en wielnaven kwamen uit eigen productie.
Op de RAI tentoonstelling van 1950 debuteerde bovendien een 1 tons bestelwagen, de A-10, waar vanuit voor export-doeleinden ook een pick-up ontwikkeld werd, de A-107. Het aantal modellen groeide snel. Er kwamen speciale chassis voor kippers en vuilniswagens en daarnaast ontwikkelde DAF een complete reeks militaire voertuigen.
Eigen motorenproductie
Om de kwaliteit ervan te garanderen, werd in 1956 besloten de motoren zelf te gaan bouwen. Eind 1957 werd de motorenfabriek geopend en in licentie werden daar Leyland-motoren geproduceerd. Maar DAF ontwikkelde hier snel eigen motoren uit. DAF was zelfs één van de allereerste fabrikanten die een turbocompressor toepaste op dieselmotoren in vrachtwagens. Overigens werden niet alleen de motoren, maar ook de cabines steeds weer verder doorontwikkeld. Bij het begin van de truckproductie, werden er uitsluitend chassis afgeleverd. De bouw van de cabine werd overgelaten aan de carrosseriebouwers. Maar al in 1951 kwam DAF met een geheel eigen cabine. De eerste serie kenmerkte zich door een grille met zeven horizontale chromen strepen; in 1956 werd het front licht gewijzigd en telde voortaan nog slechts zes strepen. Op 3 mei 1955 werd het tienduizendste DAF-chassis afgeleverd. Bij die feestelijke gelegenheid deelde Hub van Doorne mee opnieuw een legerorder van 3.600 voertuigen te hebben ontvangen en dat de noodzakelijke uitbreiding van de fabriek al gestart was…
‘Moeder internationale wegtransport’
DAF kwam in 1957 met een nieuwe serie zware truckchassis, de 2000-reeks, op de markt en in hetzelfde jaar werd voor bepaalde marktsegmenten ook een torpedofront geïntroduceerd. Een jaar later werd de bouw van eigen assen ter hand genomen, waarvoor later, halverwege de jaren zestig, in het Belgische Oevel, nabij Westerlo, een compleet nieuwe fabriek werd geïnstalleerd, waar ook de cabines gebouwd werden en nog altijd worden. In 1962 presenteerde DAF de Eurotrailer, een zelfdragende, aluminium oplegger. In hetzelfde jaar werd de transportwereld verrast met de compleet nieuwe DAF 2600. Met een compacte bouw voor zo veel mogelijk laadlengte, was DAF erin geslaagd een moderne cabine te bouwen, die ook als slaapcabine kon worden uitgevoerd. ‘De moeder van het internationale wegtransport’, werd de 2600 ook wel genoemd. DAF zette met deze truck voor jaren de toon als het ging om chauffeurscomfort. In juli 1964 werd het 50.000-ste truck-chassis afgeleverd. Een jaar later nam oprichter Huub van Doorne afscheid van ‘zijn’ bedrijf, dat toen, sinds de oprichting, al meer dan 100 patenten op zijn naam had staan
In relatief korte tijd had het bedrijf zich ontwikkeld van een fabrikant die veel inkocht en alleen de chassis zelf bouwde, tot een complete automobielfabriek. Tot een fabrikant die op de RAI van 1958 zelfs ook nog haar eerste personenauto introduceerde, de DAF 600 met een revolutionaire, volautomatische aandrijving, de Variomatic. Later volgden onder andere de 33, 44, 55 en 66 met diezelfde bijzondere aandrijving. Volvo nam overigens in 1972 een minderheidsbelang in DAF’s personenwagendivisie en verwierf enkele jaren later (1975) het volledige eigendom. In totaal produceerde DAF zo’n 820.000 personenauto’s.
Kantelcabines
In 1970 introduceerde DAF een compleet nieuwe truckgeneratie (F 1600 – F 2200), die zich kenmerkte door de kantelcabines. Dat betekende dat onderhoud aan de motoren sneller en gemakkelijker kon plaatsvinden. Drie jaar later volgde de toepassing van een ruim twintig centimeter bredere variant van de kantelcabine voor de nieuwe 2800, één van de grote succesnummers uit de historie van het bedrijf. Met z’n slaapcabine waarin twee volwaardige bedden geplaatst waren en z’n krachtige 11,6 liter DAF-motoren, was dit de opvolger van de roemrijke 2600. Als eerste truckfabrikant ter wereld paste DAF de turbo toe in combinatie met een interkoeler, waardoor uit de motoren nog meer vermogen en koppel gehaald kon worden bij een gunstig brandstofverbruik. In 1975 kwam DAF met een tweetal compleet nieuwe trucks voor het distributievervoer: de F 700 en F 900.
Met de internationalisering van het wegtransport, groeide ook de behoefte aan service buiten de landsgrenzen. Aan het begin van de jaren zeventig richtte DAF haar ITS op, de International Truck Service, waarop gestrande chauffeurs een beroep konden doen voor een snelle hulp bij pech onderweg.
Top in chauffeurscomfort
Halverwege de jaren tachtig, startte DAF een intensieve samenwerking met British Leyland, wat aanvankelijk resulteerde in de levering van door Leyland ontwikkelde distributievoertuigen met een DAF-badge: de 400 bestelwagen, maar ook de 600, 800 en 1000 distributietrucks, later de 45-serie genoemd. In 1987 werd Leyland door DAF overgenomen. Het succes dat DAF in het zware segment met de 2800 en later 3300 en 3600 had opgebouwd, kreeg een extra impuls toen in datzelfde jaar de DAF 95 werd geïntroduceerd, waarvan de cabine samen met het Spaanse Enasa (Pegaso) ontwikkeld was. Natuurlijk was de 95 er, net als zijn voorgangers 2800, 3300 en 3600, ook met de extra ruime SpaceCab. Tien jaar lang heeft DAF hoge ogen gegooid met dit topmodel, ‘International Truck of the Year 1988’. In 1989 ging DAF naar de beurs, met noteringen in Amsterdam en Londen. Naast de 95 bleken ook de in 1992 gepresenteerde 65-, 75- en 85-series uitermate succesvol.
DAF Trucks N.V.
Aan het begin van de jaren negentig stortte de bedrijfswagenmarkt in, met name in Groot-Brittannië, de markt waarvan DAF in belangrijke mate afhankelijk was. Het hoofd kon niet boven water worden gehouden, maar een nieuwe DAF kwam er snel. Binnen enkele weken was het nieuwe DAF Trucks N.V. een feit. Met een zeer modern productenprogramma. In 1994 presenteerde DAF de 95 Super SpaceCab, met nóg meer ruimte en een nóg hoger chauffeurscomfort. In 1996 werd DAF door PACCAR overgenomen en daarmee was de toekomst van DAF verzekerd. PACCAR is één van de grootste truckfabrikanten ter wereld, producent van toonaangevende merken als Kenworth en Peterbilt.
‘Truck of the Year’
Vriend en vijand werden door DAF verrast door de nieuwe 95XF, die in 1997 gepresenteerd werd. Dé truck voor het zware en lange afstands-transport, zo was ook de overtuiging van de internationale vakjury die de 95XF tot ‘International Truck of the Year 1998’ verkoos. De CF-serie werd ingrijpend vernieuwd en op 6 mei 1999, leverde DAF haar 500.000-ste truck af.
De afgelopen jaren heeft DAF haar modellengamma compleet vernieuwd. In 2001 werden de nieuwe CF- en LF-serie in productie genomen, bedoeld voor respectievelijk het middelzware en zware transport en het distributievervoer. De LF werd gekozen tot ‘International Truck of the Year 2002’. In 2002 presenteerde DAF haar nieuwe vlaggenschip, de nieuwe XF. Het zijn niet alleen de modellen die de groei verklaren, die DAF momenteel op de West-Europese bedrijfswagenmarkt, maar ook op markten daarbuiten door maakt. In het zware segment werd in 2003 een marktaandeel van bijna 13 procent behaald, waarbij voor dit en de komende jaren uiteraard een verdere uitbouw van het succes gepland wordt. Een uitgebreid netwerk van hooggekwalificeerde dealers is daarbij van groot belang, evenals een compleet pakket aan diensten, op het gebied van getrokken materieel bijvoorbeeld. Zo heeft DAF een uitstekende basis om haar positie in de komende jaren nog verder uit te breiden.